Wie doet wat in het landschap van re-integratie?
In het doolhof van re-integratie helpt een heldere rolverdeling. Alle verschillende spelers hebben uiteindelijk één doel: een succesvolle re-integratie van de zieke werknemer. Maar wie doet nu wat in dit complexe web van re-integratieprofessionals? Maarten Freriks, lid van de commissie Jobcoaching & Re-integratie bij Noloc, legt het nog eens uit.
Het ziekteverzuim in Nederland is hoger dan ooit. In januari 2025 bereikte het aantal ziekmeldingen het hoogste niveau in vier jaar, met een verzuimpercentage van 5,1%. Dit betekent dat het vakgebied van re-integratie steeds belangrijker wordt. Maar wie doet nu precies wat in het complexe speelveld van casemanagers, re-integratiecoaches, arbeidsdeskundigen, bedrijfsartsen en jobcoaches?
We spraken met Maarten Freriks, directeur van id Plein en expert op het gebied van re-integratie en outplacement. Hij is ook lid van de commissie Jobcoaching & Re-integratie bij Noloc, de beroepsvereniging voor loopbaanprofessionals en jobcoaches.
“Je krijgt veel mensen die reageren op vacatures voor re-integratiecoach, terwijl ze eigenlijk jobcoach of arbeidsdeskundige zijn,” vertelt Maarten. “Voor ons zijn die verschillen kraakhelder, maar voor de buitenwereld totaal niet.” Daarom pleit hij voor een gemeenschappelijk vakjargon: “Zodat we allemaal weten waar we het over hebben.”
Even terug naar het begin. Als een werknemer ziek uitvalt, komt hij eerst terecht bij de bedrijfsarts en casemanager verzuim. “De casemanager bewaakt het proces volgens de Wet verbetering poortwachter,” legt Maarten uit. “Deze professional is geen re-integratiecoach, maar iemand die ervoor zorgt dat termijnen worden gehaald en het proces strak verloopt. De bedrijfsarts beoordeelt vervolgens wat de belastbaarheid is van een werknemer en dus wat iemand nog kan.”
De rol van de re-integratiecoach
Na een jaar ziekte moet ook het tweede spoortraject worden gestart. “Dan komen de arbeidsdeskundige en de re-integratiecoach om de hoek kijken. De arbeidsdeskundige kan, op basis van het rapport van de bedrijfsarts, functies duiden die passen bij de geconstateerde belemmeringen. De re-integratiecoach helpt de werknemer vervolgens om een baan bij een andere werkgever te vinden. Belangrijk daarbij is dat spoor 1 (terugkeer binnen het bedrijf) en spoor 2 (een nieuwe baan elders) strikt gescheiden blijven. Als dat niet gebeurt, riskeert de werkgever een loonsanctie na twee jaar ziekte. Want dan ligt er mogelijk aan het einde van die twee jaar geen goed (‘poortwachter-proof’) dossier, omdat de focus te veel is gericht op terugkeer in de oude baan.”
Nieuwe re-integratiekansen
Loopt zowel het eerste als het tweede spoor dood? Dan mag een werkgever na twee jaar ziekte ontslag aanvragen en komt het UWV in beeld. Daar beoordeelt een verzekeringsarts wat iemand nog kan en berekent de arbeidsdeskundige het arbeidsongeschiktheidspercentage. Op basis daarvan wordt opnieuw gekeken naar re-integratiekansen. Als de werkgever eigenrisicodrager is, betaalt hij na twee jaar ziekte zelf door én blijft verantwoordelijk voor de re-integratie. “Dat noemen we het derde spoor. Heeft de werknemer na het ontslag geen recht op een arbeidsongeschiktheidsuitkering, dan kan hij in de bijstand komen en is de gemeente verantwoordelijk voor de re-integratie.”
Trajecten binnen het UWV
Een re-integratiecoach werkt in opdracht van het UWV aan vier fasen. Dit begint altijd bij de verzekeringsarts. Als iemand wel functionele mogelijkheden en ‘verdiencapaciteit’ heeft, maar nog ver afstaat van de arbeidsmarkt, wordt gestart met een modulair traject. Het doel: weer de deur uitgaan, sociale contacten opbouwen en de eerste stappen zetten richting participatie. Daarna volgt het ‘werkfit’-traject, waarin iemand werkt aan het ontdekken van eigen talenten en mogelijkheden en dat traject afsluit met een duidelijk zoekprofiel. Pas dan start het ‘naar werk’-traject, waarin daadwerkelijk wordt gesolliciteerd. De jobcoach kan vervolgens op de werkvloer begeleiding bieden aan mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
“De jobcoach komt dus pas aan het einde van het re-integratietraject in beeld. Als iemand eenmaal werkt, zorgt de jobcoach ervoor dat hij het werk ook behoudt,” verduidelijkt Maarten. “Dat is een heel andere discipline dan re-integratiecoaching.” Tot slot heb je nog de loopbaanprofessional. Eigenlijk een generalist die naast loopbaanbegeleiding en bijvoorbeeld studiekeuze- en/of stress- en burnoutbegeleiding ook gespecialiseerd kan zijn in re-integratie.
Volgens Maarten moet er helderheid komen in de terminologie: “Jobcoaching draait om het behouden van werk voor mensen met functionele beperkingen en re-integratiecoaching om het vinden van werk voor mensen met belemmeringen. Loopbaancoaching is juist veel meer gericht op de persoonlijke ontwikkeling binnen werk.”
Verschillende belangen in het werkveld
Een belangrijk verschil zit in wie de opdrachtgever is. “Bij loopbaancoaching is dat altijd de kandidaat zelf, zelfs als hij het traject niet betaalt. Ook bij jobcoaching heeft de kandidaat vaak de regie: als hij het niet wil, gebeurt het niet. Bij re-integratiecoaching is de opdrachtgever juist de werkgever, het UWV of de gemeente. En dat zorgt soms voor spanningen, want hun belangen lopen niet altijd gelijk met die van de kandidaat.”
“Bij re-integratiecoaching zet je ook écht in op het vinden van die baan”
Maarten benadrukt dat re-integratiecoaching een andere werkmodus vraagt. “Het cruciale element is dat je inzet op het daadwerkelijk vinden van een baan. Dat betekent soms duwen en trekken. Als je dat niet ethisch vindt of het past niet bij je, dan ben je simpelweg niet geschikt als re-integratiecoach.”
“Wie loopbaancoaching wil doen, wil soms geen re-integratie doen, en andersom. Het vraagt echt om een ander type professional en een compleet andere manier van werken.”
Conclusie: het vak re-integratie verdient duidelijkheid
Re-integratie is een vak apart en vraagt om specifieke kennis, duidelijke rollen en het vermogen om verschillende belangen te balanceren. Maarten vat het samen: “We moeten af van de spraakverwarring. Het helpt alle professionals én de mensen die we begeleiden als we de juiste termen gebruiken voor het juiste werk.”